In semester 4 moesten wij als opdracht een stukje schrijven over je eigen werk en voortgang voor alle leraren, en daarbij moesten minimaal 7 werken worden gefotografeerd in de studio.
Over mijn werk
Eerste semester;
Ik begon het eerste
semester met geen idee
van wat ik moest
doen. Ik vond het
lastig te beginnen om voor mijzelf werken
na twee jaar opdrachten
te hebben gekregen in
het eerste jaar en
voornamelijk gedetailleerd foto's te
hebben nagetekend voor ik
naar de AKI ging.
Op een bepaald moment
zat ik in een
krant te bladeren en
zag een foto van
een vrouw. Ik besloot
die na te schilderen
met zwarte inkt met
het dichtstbijzijnde papier; de krant.
Er werd mij toen
gezegd dat ik er
die dag vijf moest
maken, en zo begon
in met mijn kranten
portretten. Ik zocht foto's
in kranten en tijdschriften
en schilderde die na
op krantenpapier.
Na een tijdje begon
ik mij meer te
interesseren in wie ik
ging schilderen. Er kwamen
steeds meer muzikanten om
te hoek kijken. Er
werd mij ook geadviseerd
door de leraren om
het effect van het
krantenpapier zelf na te
bootsen. En met die
twee dingen ben ik
verder gegaan het eerste
semester.
De muzikanten waren vaak
artiesten van bands waar
ik zelf naar luisterde
of muzikanten waarvan ik
een foto van tegenkwam
in muziekbladen. Voor de
achtergronden gebruikte ik beelden
die ik tegenkwam (kranten,
internet, tijdschriften, afval) en
acrylverf.
Ik vond het heel
leuk om zo te
werken, het was heel
anders dan wat ik
ooit had gedaan. Ik
combineerde mijn interesse in
muziek met portretteren van
mensen, wat ik voor
de AKI al deed,
maar nu een stuk
vrijer.
De term pop-art kwam
langs, en dat vond
ik wel interessant. Ik
had mij nooit beschouwd
als iemand
die pop art dingen
maakte.
Een paar dagen voor
de eerste werkschouw kwam
ik erachter dat ik
veel van dezelfde portretten
heb gemaakt. Dat vonden
de leraren op de
werkschouw ook. Door het
zelf maken van de
achtergrond verloor ik de
spontaniteit die ik had
bij de portretten op
de kranten. En de
muzikanten hadden een ander
effect dan de gewone
mensen uit de krant.
Uiteindelijk waren de krantenpapier
portretten, waar ik weinig
over nadacht,
beter dan de pop
idolen, waar ik dus
te veel over nadacht.
2e semester;
Na een wat snelle
werkschouw waar ik niet
echt meer wat van
kan herinneren, had ik
het gevoel dat ik
weer bij af was.
De reacties van de
leraren waren nogal wisselvallig
over mijn werk. Ik
kwam zo moeilijk weer
in mijn werkritme, en
de verhuizing naar een
ander pand hielp daar
ook niet bij.
Uiteindelijk
begon ik met het
maken van aquarelletjes van
een foto die ik
vond in een krant
in het eerste semester.
Op die foto stond
een vrouw die waarschijnlijk
uit de jaren 50
komt. Na wat praten
met leraren ben ik
bij de jaren 50
uitgekomen om daar mee
te werken. Ik vond
foto's op het internet
uit die tijd en
begon die te schilderen
op kleine blaadjes gevonden
papier uit affiches e.d.
terwijl ik nog ondertussen
aquarellen maakte van voorwerpen
uit mijn directe omgeving.
Door vrije dagen e.d.
vond ik het lastig
om door te blijven
werken, vooral na de
excursie.
Ik had toen ook twee
schilderijen gemaakt die totaal
anders waren dan mijn
jaren 50 werkjes. Het
voelde goed om mij
zo te laten gaan
en dat te maken.
Ik begon toen ook
wat af te wijken
van waar ik voorheen
mee bezig was. Na
een tijd geen leraar
meer gesproken te hebben,
wist ik niet goed
waar ik mee bezig
was en had ik
het gevoel dat ik
maar wat aan het
aanklooien was. Ik begon
plaatjes na te schilderen
die ik tegenkwam op
het internet, maar meer
was het niet.
Na een gesprek met
te hebben gehad met
de Spaanse kunstenaar Simeon
Saiz Ruiz die voor
een paar dagen gesprekken
had met AKI studenten,
kwam ik tot de
conclusie dat ik te
veel af week van
waar ik mee begonnen
was. Dus ik besloot
de kranten er weer
bij te pakken, maar
het dan groter aan
te pakken.
De werkschouw van het
tweede semester ging beter
dan de vorige. Wat
naar voren kwam daar
was dat ik minder
onzeker moet zijn over
mijn werk, en mij
minder moet aantrekken van
wat mensen er wel
of niet over denken.
Dat is mijn grootste
probleem en ook echt
iets waar ik aan
moet werken. Niet alleen
om mijn werk beter
te maken maar ook
voor mij zelf persoonlijk.
Die onzekerheid is iets
waar ik al een
groot deel van mijn
leven last van heb,
maar nog steeds moeite
mee heb om het
er over te hebben.
Ik vind het daardoor
ook lastig om het
over mijn werk te
hebben. In mijn hoofd
klopt het allemaal, maar
om het in woorden
uit te leggen wordt
het wat lastiger. Dit
verhaaltje komt ook misschien
wat afstandelijk over daardoor.
Wat ik uiteindelijk wil
bereiken is het maken
van beelden die “kloppen”. Ik wil
beelden maken die dicht
bij mij staan, door
foto's of beelden te
gebruiken uit mijn directe
omgeving. Kunstenaars waar ik
op het moment wordt
geïnspireerd zijn Sasnal, Kippenberger,
Rauschenberg, Renoir, Picasso en
Warhol. Voor het volgende
schooljaar moet ik gewoon doen en niet nadenken. Nu is
nog aan mij om
uit te vinden hoe
ik het beste gewoon
alleen maar “doe”,
zonder dat ik mij
te veel laat lijden
door mijn eigen gedachten.
Ik wil mij ook
niet beperken tot alleen
maar realistisch of abstract
te werken, maar gewoon
te schilderen wat voor
mij op dat moment
werkt. Dit is waar
ik mij voornamelijk op
wil focussen het volgende
schooljaar.
Suzanne Haarhuis
2e jaars
painting
Geen opmerkingen:
Een reactie posten